Een client had een abonnement op een leesmap beƫindigd. De bevestiging van de opzegging had client (gelukkig) bewaard.

Het leesmapbedrijf was evenwel van mening dat de overeenkomst gewoon doorliep, want client had niet voor een bepaalde tijd het abonnement opgezegd.

“Oh, ik schrijf wel even een briefje” zei ik. “Dan is het probleem wel opgelost.”

Het staat namelijk gewoon in de wet. Artikel 6:236 lid p. Dat artikel stelt:
dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften, leidt tot een stilzwijgende verlenging of vernieuwing van de overeenkomst met een duur die langer is dan drie maanden, dan wel tot een stilzwijgende verlenging of vernieuwing van de overeenkomst met een duur van ten hoogste drie maanden zonder dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de overeenkomst telkens tegen het einde van de duur van de verlenging of de vernieuwing op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand;

Ten hoogste een maand dus. Met “Ik neem aan dat u zich aan de wet houdt en dat deze zaak hiermede is geĆ«indigd” sloot ik de brief af. En dat bleek zo te zijn.